Raounak Khaddari: “Je moet als journalist nooit bang zijn voor vijanden”
In de BMY-rubriek ‘Talentvol tot wasdom’ spreken we een maker die tien jaar geleden min of meer aan het begin van zijn of haar carrière stond en inmiddels zijn draai in het dynamische medialandschap heeft gevonden. In dit zesde deel staat Raounak Khaddari centraal: “Een beetje meer lanterfanten was ook niet gek geweest.”
Zo’n vier weken nadat Raounak dit interview geeft – waarin ze ook bij haar stap van krant (Het Parool) naar tv (Nieuwsuur) stilstaat – post ze dit op haar Instagram: ‘De tv-wereld lonkte, zo erg dat ik m’n fantastische plek bij de krant ervoor inruilde, maar na nog geen maand bij m’n nieuwe werkgever besloot ik te vertrekken. Een concreet ander plan had ik nog niet. Enige wat ik zeker wist, was dat ik daar weg wilde. ‘Dan maar geen tv-carrière’, dacht ik.’
En dus volgt een tweede gesprek, met vooral de vraag wat er in de tussentijd allemaal gebeurd is. Raounaks vertrek bij het actualiteitenprogramma heeft vooral met de cultuur op de arbeidsvloer te maken. “Voor mij is een werkplek een omgeving waar je met plezier heengaat en waar je met een team aan iets bouwt. En – cheesy gezegd – een plek waar je lief voor elkaar bent. Ik ga nu niet in detail treden, maar ik wist zeker dat ik daar geen dag langer wilde zijn.”
Je hebt het iets meer dan drie weken volgehouden. Wanneer besloot je te stoppen?
“Het waren telkens kleine dingetjes die opstapelden. Het bouwde echt op. Tot ik wakker werd met een stijve nek en spanning in mijn lijf. Toen dacht ik: ik wil dit niet meer, ik wil hier weg.”
In het rapport ‘Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan’ komt Nieuwsuur niet specifiek aan bod. Heb je er lang over nagedacht dit te zeggen?
“Eigenlijk niet, want ik wilde geen antwoord instuderen. Bij Het Parool, waar ik al zes jaar werkte, zou ik ingrijpen. Maar Nieuwsuur was nog niet ‘mijn’ redactie. Het is niet ‘mijn’ strijd. Dus nam ik ontslag.”
Huilend op de fiets
Resumerend: het zijn woelige weken voor Raounak Khaddari. De Amsterdamse journalist verrekte eerst haar enkelband nadat ze – het was donker en ze had een grote doos vast – de laatste traptrede miste. Gevolg? Een kortstondige streep door een van d’r grote passies: hardlopen. “Ik dacht: holy moly, wat gebeurt hier? Ik heb nooit wat, dus baalde hier echt van.” Ook omdat het middenin haar inwerkperiode bij Nieuwsuur plaatsvindt. “Ik had heel veel pijn, maar vond niet dat ik me hiervoor ziek kon melden. Dus ik ben gewoon huilend op de fiets gestapt. Inmiddels kan ik er weer om lachen.”
In deze rubriek gaan we telkens tien jaar terug in de tijd. Om in het thema te blijven: jij loopt dan je eerste marathon. En niet zomaar een…
“Die van New York! Ik was negentien jaar, liep voor het goede doel en wist helemaal niet wat er zo magisch was aan marathons. Dus het feit dat ik het ging doen én het ook nog in New York was, zorgde voor een soort error in mijn hoofd. Ik wil hem ooit opnieuw doen om er dan meer van te genieten.”
Ook tien jaar geleden: het einde van je middelbare schooltijd en de start van je studie.
“Ik ging naar de kunstacademie in Utrecht. Ik heb daar een topjaar gehad en vrienden voor het leven gemaakt, maar tegelijkertijd miste ik het schrijven en het maatschappelijke aspect. Daarom stopte ik om niet veel later op de universiteit sociale wetenschappen te doen.”
Hoe zou je jezelf in de beginjaren van je carrière omschrijven?
“Ik weet wel dat mensen mij altijd heel serieus vonden. En dat was ik ook. Ik was altijd gefocust op werk en nieuwe projecten. Dan wilde ik weer een eigen website bouwen, daarna weer een eigen blog. Uiteindelijk ben ik blij met wat het gebracht heeft, maar een beetje meer lanterfanten was ook niet gek geweest. Alles even loslaten en plezier maken. Gelukkig kan ik dat juist nu veel beter.”
Onder de indruk
Wanneer maakte je je eerste journalistieke praktijkmeters?
“Dat was nog voordat ik in Utrecht studeerde. Want op m’n veertiende moest ik een snuffelstage lopen. Ik ging naar de NRC en kreeg van Karel Berkhout – een geweldige man – alles te zien. Hij liet me ook meteen een stuk schrijven. Dat heeft de krant natuurlijk niet gehaald, maar ik weet wel dat ik heel erg onder de indruk was van alles wat daar gebeurde.”
Uiteindelijk belandt Raounak via een stage bij Blendle (“Daar heeft Alexander Klöpping, die daar toen nog zat, me veel over de journalistiek geleerd”) en LINDA.nieuws (“Waar ik met name op het gebied van korte online berichten schrijven ervaring op deed”) bij Het Parool. Daaraan voorafgaand besluit Raounak de toenmalige hoofdredacteur, Ronald Ockhuysen, een mail te sturen.
“Ik schreef iets als: ‘Ik wil heel graag bij een krant werken, maar ik heb nog geen ervaring. Mag ik bij jullie komen?’ Waarop ik eigenlijk een heel positieve reactie kreeg. ‘Weet je wat, we gaan het gewoon doen. En we kijken hoe het uitpakt. Je bent hartstikke welkom en we zien het wel.’ Iets in die trant. Die twee maanden zomerstage werden drie, vier en zelfs vijf maanden. Tot ik vroeg of ik in dienst mocht komen. Dat wilden zij ook, maar ze hadden geen plek. Ik ben toen eerst als freelancer doorgegaan tot er een FTE zou vrijkomen.”
Hoe kijk je terug op die tijd?
“Ik vond dat heel spannend, want ik had op genoeg vragen voor mezelf nog helemaal geen antwoord gegeven. Wil ik nog verder studeren? Een master doen? Of naar het buitenland? Of ga ik bij Het Parool, waar ik niks zwart op wit had, verder? Mijn vader zei toen: ‘Als je het niet probeert, krijg je het sowieso niet. En wat is het ergste wat er kan gebeuren? Dat je straks een half jaar of jaar niks hebt?’ Mede daarmee overtuigde ‘ie me. Dus toen heb ik ‘ja’ gezegd en ben ik bij de krant gebleven. Ik denk dat ik nog geen drie maanden gefreelancet heb tot er een FTE vrij kwam.”
Een oud-collega bij Het Parool omschrijft jou als verfrissend als vasthoudend. Maar ook als iemand die al snel stevige gesprekken via de telefoon voerde. Ook al toen je er nog maar net werkte.
Lacht: “Dat is wel waar, ja!”
Twee kanten
Waar komt die zelfverzekerdheid vandaan?
“Dat is niet per se zelfverzekerd zijn, hoor. Het is meer zekerheid van de materie hebben. Bijvoorbeeld bij mensen die vanuit hun functie iets moesten verantwoorden, maar dat dan niet deden. Nou, dan dacht ik: ‘Je kan nu niet niks zeggen of hierover liegen!’ Dat gaat er gewoon niet in bij mij. Aan de andere kant: ik vond dat ook vaak erg leuk om te doen.”
In hoeverre heb je daar slechte relaties aan over gehouden?
“Ik denk niet dat iedereen in Amsterdam mij heel leuk vindt. Maar ik weet zeker dat er veel mensen zijn die heel dankbaar zijn voor mijn werk. En dat zeggen ze ook. Dus ik denk dat het twee kanten op werkt. Daarbij: je moet als journalist nooit bang zijn voor vijanden. Want in the end schrijf jij natuurlijk de feiten op. Je zit niet fout als je de werkelijkheid opschrijft.”
Als journalist van Het Parool specialiseert Raounak zich in onderwijs. En daar blijft het niet bij. Zo wordt ze onder meer onderdeel van het ochtendprogramma Vroeg! op NPO Radio 1. Het blijkt achteraf niet helemaal haar ding, ze vertrekt na 2,5 jaar.
“Ik ben iemand die graag de regie in eigen hand houdt. En daar was ik binnen het format meer de presentator en niet de maker. Terwijl ik heel graag zelf dingen ontdek en uitvoer. Dat miste ik daar.”
Toch is Raounak blij met de opgedane ervaring. “Ik denk dat het goed is om, ook als je ouder bent, snuffelstages te blijven doen. Dit was niet echt een snuffelstage zoals op school, want Radio 1 is een serieuze werkplek, maar het was wel goed om zo te ontdekken of het wat voor me was of niet.”
En vanwaar de uiteindelijke keuze voor Nieuwsuur?
“Ik had bijna zes jaar bij Het Parool gezeten en was toe aan iets anders, iets wat zich verder afspeelt dan Amsterdam ook. Toen ik na zat te denken over die volgende stap, werd ik voor een derde keer benaderd door Nieuwsuur. Na het eerste gesprek dacht ik eigenlijk al: dit gaat ‘m worden.”
Slapeloze nachten
Weken later is dat avontuur dus weer voorbij. ‘Ontdekt bij welke organisatie ik níet wil werken’ – staat op Raounaks LinkedIn onder het kopje ‘Nieuwsuur’ geschreven. Sinds maart staat ze weer onder contract bij Het Parool. “Ik belde de hoofdredacteur met de vraag of ik kon terugkeren. Die reageerde heel betrokken, ik voelde me gesteund. Tegelijkertijd waren de sollicitaties op mijn oude functie al begonnen. Gelukkig mocht ik mee solliciteren op mijn eigen oude functie. Dus dat deed ik, maar daar heb ik nog wel slapeloze nachten van gehad. Het ironische is dat de andere sollicitanten me eerder nog gebeld hadden voor tips.”
Wat zei je chef bij Nieuwsuur toen je vertelde dat je ging stoppen?
“Zij vroeg me eerst om het nog een kans te geven en zei: ‘Laat me zien dat het anders is.’ Ze waren verbaasd dat ik weg wilde. ‘Maar voor wie zou ik blijven?’ vroeg ik. Daar hadden ze geen antwoord op.”
Hoe kijk je nu naar je eigen toekomst?
“Nou, ik dacht in december nog dat ik een goede verslaggever zou worden en bij Nieuwsuur dat vak zou leren. Misschien komt tv ooit nog, misschien. Laat me nu maar lekker bij Het Parool zitten en schrijven.”
Even goede vrienden
Vorig jaar verscheen het eerste boek van Raounak Khaddari: Even goede vrienden. Hierin zet ze haar worsteling met vriendschappen uiteen.
Raounak onderzoekt wat nodig is om een goede vriend te zijn, waarom vriendengroepen fijn zijn, maar ook een gesprek met ‘de grote vragen’ in de weg kunnen zitten en wat de balans is tussen familie en vrienden (en hoe die steeds meer lijkt te veranderen). Kortom, een zoektocht naar de meest ondergewaardeerde relatievorm. Een die nooit stopt, ook niet in boekvorm, want 4 april kwam ‘Even goede vrienden – Het werkboek’ uit, met vragen, inzichten en theorie om je vriendschapsverlangens te ontdekken. Maar ook om een betere vriend te worden voor jezelf en voor je vrienden.
Reactie Nieuwsuur
‘We kunnen als werkgever niet ingaan op individuele arbeidsrelaties, maar uiteraard hebben we met Raounak gesproken. In het algemeen: als iemand zich bij ons onvoldoende welkom voelt en daarom snel weggaat, dan trekken wij ons dat aan en willen ervan leren. We praten erover met onze redactie, in lijn met het gesprek dat we al langer met elkaar voeren. Want het thema staat hoog op de agenda, juist omdat ook wij een fijne, respectvolle en open cultuur nastreven.’
Bron: BM/Oane Born
Foto’s: Roeltje van de Sande Bakhuijzen