Bob Rooyens over de dood van Willem van Kooten
Willem van Kooten is overleden. Bijzondere man. Herinneringen jagen elkaar na in mijn hoofd. Nadat ik, na een auto-ongeluk in een ziekenhuis belandde, kwam ik op een zaal terecht waar elke nacht wel iemand lag te gillen of rochelend dood ging. Daar werd ik niet echt beter van.
Daarom vroeg ik Willem om mij te ontvoeren. Ik had alleen wat kneuzingen, ripbreuken en een long-perforatie, ongemakken, die met rust vanzelf verdwijnen. Nou van rust was in dat ziekenhuis (wat overigens niet meer bestaat) geen sprake.
De koffie-pauze rond half elf was de ideale tijd voor de ontvoering. Willem kwam, toch wel een beetje nerveus, de zaal op met een rolstoel, hielp mij erin en reed mij zo snel hij kon naar de dichtbij geparkeerde auto. Missie geslaagd.
In 2018 leverde ik een bijdrage aan een ‘Liber Amicorum’ waarin ik ter gelegenheid van zijn verjaardag het volgende heb geschreven:
Willem van Kooten
In de jaren 60 was Nederland het land van boter, kaas, tulpen en accordeons. Muzikanten die met succes en zwier de trekkast op en neer pompten waren o.a. Johnny Holshuysen aka John Woodhouse, Harry Mooten, Johnny Meijer, The three Jacksons, Arie Maasland (Malando), Jan Gorissen. De talloze liefhebbers luisterden met open monden, gesloten ogen en kwijl langs de lippen naar melodieën die via het fenomeen van de ‘Wonderaccordeon’ rechtstreeks uit de knoppenhemel kwamen. De persen stonden te dampen en te zweten om aan de vraag naar singles en LP’s te voldoen.
Willem, wiens neusje vrijwel feilloos en onverbiddelijk als de kompasnaald naar het noorden, in de richting van succes wijst, zag wel perspectief in die op- en neer dansende blaasbalg. Hij verleidde Jan Gorissen tot een contract en het volspelen van een LP met Israëlische liedjes. Israël, dat kleine landje met een handjevol inwoners, dat zich staande moest zien te houden tegenover een immense Arabische overmacht kon toen rekenen op de volledige sympathie van de Nederlanders. Om die gevoelens te kunnen uitdragen, was luisteren naar de muziek van het land een warme ultieme uiting van empathie en identificatie.
Nou had ik in die tijd net met de Golden Earrings (toen nog met een ‘s’) en met de Sandy Coast van Hans Vermeulen videoclips gemaakt avant la lettre. Daarop voortbordurend leek het Willem een goed idee om van de nummers die op de LP van Gorrisen stonden in Israël een muzikale film te maken. Het zou de eerste promotie-film worden in de verpakking van een ‘showcumentaire’.
Het werd een reis met een onvergetelijke preeg. We vlogen met El Al. Dat was een redelijke daad van moed, want toestellen van El Al waren nummer 1 met stip op de lijst van te kapen vliegtuigen. In Algerije stond op dat moment een gekaapt toestel aan de grond. We lieten Schiphol achter ons. Willem en ik dronken een drankje en babbelden een beetje. Ik zat aan de raamkant en had goed zicht op een vleugel. Nou leek het net alsof er vloeistof over de vleugel joeg. Ik dacht aan een speling van ondergaande zon, krantenverhalen over kapingen en een verkeerd vallend drankje, maar wat ik gezien had, bleef.
Ik vroeg Willem om ook eens te kijken en die zag hetzelfde. Stewardess geroepen. Zij ook kijken. ‘Oh, it’s nothing’, zei ze wat bleekjes. Ze begaf zich daarna quasi achteloos naar de cockpit, waarna ze vrijwel meteen terug kwam met één van de piloten, die ook quasi achteloos onze richting opliep en gemoedelijk babbelend een beetje over ons heen ging hangen om, laten we zeggen, te genieten van het uitzicht.
Hij keek naar de vleugel en verdween redelijk rap weer naar de cockpit. Willem en ik vonden het weinig geruststellend. Een paar minuten later hoorden we via de intercom, dat we een ‘tussenlanding’ zouden maken op het vliegveld van Rome. Dat was nou net het vliegveld waarnaar een El Al toestel onderweg was toen het door het Volkfront voor de Bevrijding van Palestina, gekaapt werd en dat nu in Algerije aan de grond stond. Er was dus duidelijk stront aan de knikker.
Die tussenlanding bleek een heuse noodlanding. Bij het naderen van de landingsbaan stonden zowel links als rechts ambulances en brandweerwagens ons op te wachten. Nog voordat de wielen de grond raakten, reden de auto’s met verontrustende zwaailichten aan twee kanten met het vliegtuig mee. Later kregen we als verklaring dat er iets mis was met het hydraulische systeem. Een reservetoestel was er niet. Allicht niet, dat was gekaapt. De reparatie duurde 8 uur. Toen konden we verder naar Tel Aviv.
Op weg naar een historisch decor voor de opname van een lied en een vrome tekst over geloof en geschiedenis, begon Willem onrustig te schuiven op de achterbank van de auto. Hij informeerde bij onze gids of er ergens een pleisterplaats in de buurt was. We reden op een simpele tweebaansweg door Kiboetsland. Overal geïrrigeerde prachtige groene akkers waarop jonge mannen en vrouwen de vruchten van hun arbeid met liefde koesterden.
‘Nou nee,’ zei de gids. Het zweet brak Willem uit. En het was al zo warm. Willem’s onrust groeide naar een niet te stuiten kookpunt. ‘Stop! ….Stoppen….!!’ Schreeuwde hij. De chauffeur meende dat Willem een soort ‘Potje met vet’ inzette en zong gezellig mee: ‘Stoppen… stoppen… stoppen…!!’ ‘Nee… stoppen!’ De chauffeur begreep het nu en trapte kordaat op de rem.
We vlogen alle kanten uit, maar Willem had de deur al opengegooid en rende de groene velden in. De jonge mannen en vrouwen die er aan het werk waren, keken nieuwsgierig toe. Willem rukte z’n broek van zijn kont en ontlaadde tussen de frisse groene plantjes zijn diarrétische kanon. Nagestaard door de verbijsterde blikken van de idealistische jongens en meisjes op het veld, stapte Willem opgelucht in de auto en zei: ‘Zo… rijen maar!’
Een opname in Beersheba en de Negev woestijn liep wat uit, waardoor we een reservering in een restaurant in Jerusalem die avond, niet konden halen. We waren twee uur te laat. Onderweg hoorde onze gids op de radio dat het restaurant was geëxplodeerd en uitgebrand. Doden en gewonden.
Willem en ik hebben daarna nog vaak met elkaar te maken gehad. Van de eerste serie continentale Europese popshows die ik in 1966 begon onder de titel MOEF GAGA, werd hij de presentator. En van het Aretha Franklin concert in het Concertgebouw in 1968, door hem ingeleid, door Freddy Haayen voorzien van een live geluidmix en door mij geregisseerd waren we gezamenlijk de producenten.
Bob Rooyens